Kerkelijk jaar - Jubilate

 
1. Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig en hoe onzegbaar ons nabij.
Gij zijt gestadig met ons bezig, onder uw vleugels rusten wij.
2. Gij zijt niet ver van wie U aanbidden, niet hoog en breed van ons vandaan.
Gij zijt zo menslijk in ons midden, dat Gij dit lied wel zult verstaan.
3. Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen en niemand heeft U ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven, dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient.
4. Gij zijt in alles diep verscholen, in al wat leeft en zich ontvouwt.
Maar in de mensen wilt Gij wonen, met hart en ziel aan ons getrouwd.
5. Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig waar ook ter wereld mensen zijn.
Blijf zo genadig met ons bezig, tot wij in U volkomen zijn.
(LB 275, H. Oosterhuis)
 
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel – 3e bede van het Onze Vader - Looft de Heer, al zijn heerscharen; gij dienaren die zijn wil volbrengt. (Psalm 103:21)
 
Vierde zondag van Pasen – Jubilate – Juicht -Juicht voor God, gij ganse aarde, zingt de eer van zijn Naam, verheerlijkt Hem met een lofzang. (Psalm 66)
 
Zondagsgebed:
Laat uw volk, o God, door U vernieuwd en verjongd, U altijd verhogen
en geef dat wij, door U verheven tot kinderen van U,
met hoop en blijdschap uw toekomst tegemoet gaan.
O God, een wereld is voor ons open gegaan, een wereld
met al zijn schaduw en schemer gezet in de zon van uw heil;
zend ons die wereld in, o God, als opgewekte mensen,
met nieuwe ogen en nieuwe oren. (ds. W.R. v.d. Zee)
 
Een verhaal voor zondag Jubilate
Moeder Ursula, mijn onderwijzeres in de 5e klas van de nonnenschool, had me om een boodschap gestuurd. Ik nam de langst mogelijke route, door alle gangen, via de crypte van de kapel de trap op naar het kerkportaal. Daar hoorde ik tot mijn verbazing een onbekende mannenstem die in het latijn de hoogmis zong.
Het Gregoriaanse gezang kwam er zo krachtig uit dat ik in verwondering stil bleef staan. Het altaar en de kerkbanken waren leeg, maar de bariton vulde de hele ruimte. Ik liep onder de galerij door en beklom de smalle wenteltrap die naar de klokkentoren leidde, heel voorzichtig om de treden niet te laten kraken. Bij het bankje van het orgel, tegenover het altaar, stond een haveloze man met gesloten ogen uit volle borst de hoogmis te zingen. Hij droeg een dikke zwarte jas die zo lang was dat hij bijna een soutane leek. Een wollen muts hield hij in zijn gevouwen handen. Aan het einde van het gezang opende hij zijn ogen, alsof hij de laatste tonen wilde zien opstijgen. De vloer kraakte even onder mijn voeten, en betrapt draaide de man zich om.
'Bent U misschien de nieuwe priester?' vroeg ik hem. 'Nee' zei hij. 'Ik wou alleen wat voor God zingen, als die er nog is.' Hij liep naar de trap en ik zag dat hij rooddoorlopen ogen had en een stoppelbaard. 'Er gebeuren zulke vreselijke dingen op aarde,' zei hij toen hij langs me liep. 'Ik wou Hem gewoon even opbeuren'. Hij stond stil en draaide zich naar me om. 'Alles is net zoals het was', zei hij, 'ik heb niets aangeraakt'.
Toen hij weg was bedacht ik dat hij het daarmee bij het verkeerde eind had; het was toch anders...(Jera Osborne, met dank aan ds. P.van Dijk)
 

Taizé-lied: Jubilate Deo